MIG/MAG lassen staat ook bekend als ‘halfautomaat’-lassen. De afkortingen staan voor Metal Inert Gas en Metal Active Gas. Het zijn eigenlijk twee soorten. Maar omdat het enige verschil het gebruikte gas is, wordt het toch als eenzelfde soort gezien. Bij deze twee lasprocessen wordt er tijdens het lassen continu een draad aangevoerd.
Tussen het draad en het werkstuk wordt de boog in stand gehouden. Het smeltbad wordt beschermd door een beschermgas. Bij MIG-lassen gaat het om een inert gas (bijvoorbeeld argon of mengsels van argon met Waterstofgas en helium). Bij MAG daarentegen om een actief gas (bijvoorbeeld kooldioxide of argonmenggassen met Ar, CO2 en O2). Een inert gas reageert niet met het smeltbad en een actief gas wel. Zo heeft een actief gas invloed op de samenstelling van de uiteindelijke las.
Vaak worden er ook menggassen gebruikt tussen inerte en actieve gassen. MIG/MAG-lassen is tegenwoordig het meest gebruikte lasproces vanwege zijn veelzijdigheid en snelheid. Zo’n 50% van alle toevoegmetaal, verkocht in Nederland, wordt voor dit proces gebruikt. Het is zo populair wegens de mogelijkheid tot mechanisatie en robotisatie, hoge flexibiliteit en hoge neersmelt.
Er kan op drie manieren gelast worden:
Bij MIG/MAG wordt een constante spanning gebruikt. Dit in tegenstelling tot TIG-lassen en lassen met beklede elektrode. Hierbij wordt een constante stroom gebruikt.